Met veel passie en energie bezig zijn met de dagelijkse dingen binnen je eigen bedrijf is een kenmerk van veel ondernemers. Een eigen bedrijf voelt als je eigen kind en daar ga je vol voor. Stilstaan bij de dagen die in de (verre) toekomst gaan komen, gebeurt weinig, ervaren financieel planners.

Van onbewust naar bewust
Een belangrijk aspect van het werk van een financieel planner is ondernemers bewust te maken van deze (verre) toekomst. Vragen die dan gesteld worden zijn bijvoorbeeld:

  • Wanneer zou je met pensioen willen en realiseer je je dat de AOW nu pas ingaat vanaf 67 jarige leeftijd en gekoppeld is aan de levensverwachting? Voorbeeld: Een ondernemer die nu 45 jaar oud is, ontvangt pas AOW op de leeftijd van 68 jaar en 8 maanden. Uit vele gesprekken die financieel planners hebben met ondernemers, blijkt dat de “gemiddelde” ondernemer niet zo lang wil wachten op zijn of haar pensioen.
  • Hoeveel pensioeninkomen heb je nodig als je stopt met je bedrijf? Het huidige AOW bedrag voor gehuwden is bruto € 1081,50 per maand per persoon. Voor veel ondernemers is dat veel minder dan hun huidig inkomen.

Jouw bedrijf als pensioen?
Regelmatig horen financieel planners ondernemers zeggen dat zij “later” hun bedrijf verkopen en dat de opbrengst moet zorgen voor voldoende inkomsten tijdens de pensioenperiode. Een interessante vervolgvraag die financieel planners dan kunnen stellen is: “Wil je echt afhankelijk zijn van de verkoopopbrengst van je bedrijf?” In de praktijk blijkt dat ondernemers zich dan toch realiseren dit liever niet te willen. Men weet immers niet hoe de toekomst zich gaat ontwikkelen en wat dat betekent voor de waarde van hun bedrijf. Denk maar eens terug aan de Coronaperiode en wat dat betekende voor bijvoorbeeld de verkoopwaarde van vele Horecabedrijven.

What’s my number?’
In Amerika schreef Lee Eisenberg een bestseller met als titel ‘The number’. Hij bedoelde hiermee de berekening van het bedrag dat mensen nodig hebben om bijvoorbeeld een fijne pensioentijd te kunnen hebben. De financieel planner is bij uitstek de persoon die deze berekening met en voor zijn klanten kan maken. Waar de meeste mensen in loondienst automatisch pensioen sparen via hun werkgever, bouwen ondernemers dit niet automatisch op en zijn zij hiervoor op zichzelf aangewezen.

Oplossing en meer weten?
Is het erg dat ondernemers niet automatisch pensioen opbouwen? Ondernemers zijn gewend om verantwoordelijkheid te nemen dus dat hoeft niet erg te zijn. Belangrijk is om te realiseren dat er vele aspecten een rol spelen bij de opbouw van pensioen. Hierbij kun je denken aan fiscale en juridische zaken, maar ook aan de vraag hoeveel geld nodig is en hoe dit geld kan renderen. Een financieel planner is opgeleid om ondernemers hierbij passend te begeleiden, nu en in de toekomst.

Een praktijkvoorbeeld van de DGA
Peter Jansen is Directeur Groot Aandeelhouder (DGA). 2024 kent veel fiscale wijzigen voor de DGA. Met het advies van een financieel planner kan Peter in 2024 zorgeloos zijn werk blijven doen en hoeft hij geen angst te hebben voor onvoorziene kosten of fiscale aanslagen. Dit wil je toch als ondernemer?

Samen met zijn financieel planner heeft Peter een plan gemaakt voor 2024, om onder andere zijn rekening-courantschuld te verlagen, de cashflow binnen de perken te houden, zijn er andere beleggingen gezocht zodat wel rendement kan worden gemaakt na belasting, en is zijn salaris volgens de fiscale regels aangepast.

Rekening-courantschuld
DGA’s hebben het er niet gemakkelijker op gekregen als je het over de fiscaliteit hebt. Als financieel planner kijk je vooruit en één van de eerste dingen die in deze casus is gedaan voor Peter Jansen, is gekeken naar hoe we zijn enorme rekening-courantschuld wat kunnen verlagen.

Peter heeft een hypotheek van € 800.000 in zijn eigen BV, zijn holding om precies te zijn, die op zich voldoende dekking biedt om er ook wat bij te lenen. De hypotheek is voor het huis waar hij zelf in woont. Hij lost keurig annuïtair af en voldoet aan de fiscale voorwaarden voor hypotheekrente-aftrek. Dit vormt geen probleem.

Hij heeft daarnaast ook nog een rekening-courantschuld van € 600.000. Als dat zo blijft gaat dat dit jaar wel mis. Een DGA mag dit jaar naast een eigenwoningschuld maar maximaal een schuld van € 500.000 bij zijn eigen BV hebben.

Met Peter wordt afgestemd dat hij dit jaar € 100.000 aan dividend uitkeert. Dat is niet helemaal het fiscale optimum van € 67.000 (belastingtarief hierbij is 24,5%), maar deze reparatie is handiger dan het intact laten van de rekening-courant, want dan zouden we dit jaar uitkomen op een grens van € 500.000. Peter is gescheiden en heeft geen fiscaal partner. Zou hij die wel hebben gehad, dan zou dat een extra mogelijkheid van het verkrijgen van € 67.000 tegen het lage tarief hebben betekend, maar dat gaat voor hem dus niet op. De uitkering is in dit geval wel deels op papier gedaan (en vooralsnog alleen de dividendbelasting betaald), en dat scheelt weer in de cashflow.

Samen met Peter is afgesproken om te sturen op een volgende dividenduitkering in 2025 en dan voor het fiscale optimum. Op deze manier kunnen we dan langzamerhand de rekeningcourantschuld gaan afbouwen.

Bedrijfsvastgoed
Verder speelt bij Peter ook nog wat bedrijfsvastgoed, wat in de holding zit. Mocht hij zijn bedrijf verkopen door bijvoorbeeld de aandelen in de werkmaatschappij te verkopen, dan kan hij besluiten het bedrijfspand nog even aan te houden. Dit maakt hem flexibeler.
Vervelender is het vastgoed dat hij ‘in privé’ heeft. Hij heeft inmiddels een pandje gekocht voor zijn studerende dochter. De waarde van dit vastgoed is de laatste jaren aardig toegenomen. De huuropbrengsten liggen bij de huidige waarde op zo’n 4% en dan moeten er nog kosten van af. Het advies is om te kijken naar een partij die het pand kan overnemen. Voor een particulier zal dit niet zo interessant zijn, want als je voor 6% wordt aangeslagen en je krijgt maar 4%, dan is dit geen handige zet, maar voor beleggers met een BV zou dit wel een mooie optie kunnen zijn. Na de overname kan Peter beter in iets gaan beleggen dat een hoger rendement dan 6% kan opleveren.

DGA-salaris
Daarnaast speelt er een ander ‘probleem’. De topverkoper van Peter heeft vorig jaar een riant jaar gedraaid. We zien dat hij inmiddels wel twee keer zoveel verdient als Peter. Dus, we ontkomen er niet aan om het salaris van Peter te verhogen. Want het salaris van de DGA mag niet veel minder zijn dan het salaris van de meest verdienende werknemer. Dat is duur geld, maar aan de andere kant, de sales brengen uiteindelijk meer op. We zullen het DGA-salaris van Peter dit jaar op € 120.000 zetten, het is niet anders.

Ook op zoek naar goed financieel advies?
De fiscale regels voor een DGA blijven een lastige materie en kunnen soms gecompliceerd zijn. Heb je hier als DGA mee te maken, ga dan eens in gesprek met een gecertificeerd financieel planner met het CFP-keurmerk. Hij of zij kan jou helpen meer inzicht te geven in deze regels en jouw vragen beantwoorden.

Het jaar 2023 is begonnen met een aantal belangrijke veranderingen voor ondernemers. Dat geldt zowel voor ondernemers die een eenmanszaak hebben als voor ondernemers met een eigen BV.

Wat is er veranderd voor de eenmanszaak?
De overheid wil de fiscale voordelen van ondernemers aan banden leggen. Zo wordt bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek in stapjes verlaagd. De zelfstandigenaftrek betekent een aftrekpost voor de inkomstenbelasting als je aan een aantal voorwaarden voldoet. Je bent ondernemer voor de inkomstenbelasting, je werkt minimaal 1225 uur per jaar in je onderneming en je hebt op 1 januari van het betreffende jaar nog niet de AOW-leeftijd bereikt. Als je daaraan voldoet, mag je een bedrag aftrekken van je bruto winst. Over dat bedrag betaal je dan geen belasting. In 2022 was dat nog € 6.310, dit jaar is dat nog maar € 5.030. Dat scheelt dus al fors. Over een paar jaar wil de overheid toe naar een aftrek van € 900. Het wordt dus steeds minder interessant.

Er is nog iets dat is veranderd: de FOR. Eigenlijk is dat de aftrek voor de ‘Oudedagsreserve’, vroeger heette dat Fiscale Oudedagsreserve en vandaar dus de afkorting FOR. Je mocht een bepaald bedrag per jaar ‘doteren’ aan de FOR. Dat betekent niets anders dan over een bepaald bedrag in enig jaar geen belasting betalen en dat bedrag op de balans reserveren om er op een later tijdstip wél belasting over te betalen. Niet alle ondernemers hadden in de gaten dat het uitstellen van belasting was en sommigen dachten zelfs dat het een echte pensioenvoorziening was. Helaas, dat was niet zo. Doteren aan de FOR mag niet meer in 2023. Heb je als ondernemer nog een FOR op de balans staan, dan mag je die regulier afwikkelen. Dat betekent: vrij laten vallen als je stopt met je zaak en dan er dus belasting over betalen of (een deel van) het bedrag storten in een lijfrenteverzekering of op lijfrentebanksparen. Als je dat doet, reserveer je echt geld voor later en is het niet alleen maar een boekhoudkundige handeling waarmee je alleen maar belasting uitstelt.

En voor de ondernemer met een BV?
Het leek allemaal zo mooi, de vennootschapsbelasting werd steeds lager en lager. Vorig jaar betaalde je zelfs over de eerste € 395.000 winst slechts 15% vennootschapsbelasting in de BV. Dat is nu wel even anders. Dit jaar is het plafond voor het laagste tarief € 200.000. Tot dat bedrag betaal je ook nog eens meer: 19%. Een behoorlijke verslechtering.

En wat te denken van het salaris van de eigenaar van de BV, de directeur/grootaandeelhouder ofwel dga? Het ‘gebruikelijk loon’ zoals dat heet is verhoogd naar € 51.000. Een dga wordt geacht minimaal dat bedrag te verdienen. Tenzij een ander salaris gebruikelijk is in de branche, tenzij een medewerker meer verdient. Tot nu toe gold een ‘doelmatigheidspercentage’ van 75%, een prachtige benaming waarmee wordt bedoeld dat als je best verdienende medewerker bijvoorbeeld € 100.000 verdiende, je als dga jezelf tevreden mocht stellen met € 75.000, 75% hiervan. Dat doelmatigheidspercentage is nu 100%. Dat is ook een behoorlijke verslechtering.

Kortom, de overheid heeft het voor ondernemers in 2023 minder aantrekkelijk gemaakt. En, hoe je hier nu het optimum zoekt, en of je bijvoorbeeld beter een eenmanszaak of een BV kunt hebben, dat kan een gecertificeerd financieel planner met het CFP-keurmerk prima voor je uitrekenen.

Veel ondernemers zullen dit herkennen. Als ondernemer denk je vaak dat je bedrijf je pensioen is. Je hebt ziel en zaligheid gelegd in je onderneming en je focus is op het goed laten draaien van de zaak en uiteindelijk het bedrijf te kunnen verkopen. Voor veel ondernemers geldt dat ze daarnaast nog wel een AOW-pensioen zullen krijgen. Maar een aanvullende lijfrenteverzekering of een extra spaarpotje bijvoorbeeld, is lang niet altijd aan de orde. Dus: mijn bedrijf is mijn pensioen….

Het mag evident zijn dat je bedrijf ook zonder jou als ondernemer dóór kan. Eerste les is dan ook: maak jezelf als ondernemer overbodig. Zodra je dat gedaan hebt en je onderneming kan zelfstandig verder draaien en is winstgevend, dan zit er een overdraagbare waarde in. En dan wordt het spannend: hoeveel kun je dan voor je onderneming vragen? En hoeveel wil je vragen? Als je aan een strategische partij gaat verkopen, wil je de hoofdprijs. Ja toch?

Discounted-cashflow
Ja en nee. Natuurlijk wil je de onderneming voor een goede prijs verkopen, maar je hebt ook een verantwoordelijkheid naar je personeel en je klanten. Je bedrijf moet wel door kunnen gaan, het moet reëel zijn. Er zijn allerlei methodes om de waarde van je bedrijf te berekenen. De ‘discounted-cashflow’ is een heel gangbare. Je berekent aan de hand van prognoses de toekomstige kasstromen van de onderneming op basis van een gewenst rendement. Je hoort ook regelmatig diverse ‘multiples’ over tafel gaan: ‘ik krijg voor mijn bedrijf 5x de winst’. Of 1x de omzet, of alles er tussen in. En dan hoor je nog termen als EBT en EBITDA. Want ‘winst’ is niet zomaar ‘winst’. Is het winst nadat je afschrijvingen hebt genomen? En rente en aflossing hebt betaald op leningen? Of reken je de winst ervoor? Dat kan een groot verschil maken. En als je eenmaal via een paar methodes je vraagprijs hebt benaderd, wat zal de koper dan doen?

Gunnen en schenken
Is het een strategische partij die een stuk afzetmarkt koopt of is het een personeelslid dat de zaak wil overnemen? Óf is het een familielid, een zoon of een dochter? Dan gaan opeens allerlei andere elementen een rol spelen. Gunnen komt dan heel dichtbij. Maar tussen gunnen en gunnen kan een fiscaal addertje onder het gras zitten: schenking. En dan is het o zo handig als je als ondernemer een financieel planner in de arm hebt genomen. Wat is haalbaar om mijn onderneming over te dragen aan mijn kinderen zonder dat ik met ‘schenking’ word geconfronteerd? Waarbij ik ook nog eens voldoende heb om van te leven? Laat ik niet te veel aan leningen in de zaak zitten bij overdracht aan kinderen en blijf ik risico lopen terwijl ik niets meer te zeggen heb? En wat doe ik met mijn geld zodra ik de opbrengst op de rekening heb staan?

Het zijn allemaal vragen waar een gecertificeerd financieel planner bij kan helpen. Hij of zij is je sparring partner, ook in de gesprekken met de accountant en de bedrijfsovername-adviseur.

Vroeg of laat komt er een moment dat je als ondernemer jouw bedrijf wilt overdragen. Veel ondernemers zouden graag zien dat het bedrijf wordt voortgezet door de kinderen. Ook onze wetgever ziet van oudsher graag dat familiebedrijven worden voortgezet naar de volgende generatie. Om deze reden zijn voor deze vorm van bedrijfsoverdracht vooralsnog gunstige regelingen van kracht in de vorm van de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna BOR). De BOR is een gehele of gedeeltelijke belastingvrijstelling bij de vererving of schenking van ondernemingsvermogen. Dit betekent dat er over de waarde van een onderneming minder of zelfs geen belasting wordt geheven.

De BOR biedt zowel de overdragers van de onderneming als zijn opvolgers zeer aantrekkelijke fiscale voordelen. De BOR is zowel van toepassing op een eenmanszaak als op een vof, cv of maatschap en op aandelen in een bv of nv. Bij een bv moet de schenking/erfenis gaan over minimaal 5% van de aandelen (er is dan sprake van een aanmerkelijk belang).
Alvorens gebruik kan worden gemaakt van de fiscale voordelen moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden. De voordelen en voorwaarden gelden zowel als de onderneming bij in leven zijn van de overdrager wordt overgedragen, als wanneer dit plaatsvindt nadat de huidige ondernemer is overleden. In de eerste situatie is sprake van schenking en eventuele schenkbelasting en in het tweede geval is sprake van vererving en eventuele erfbelasting. Zowel de voordelen als de voorwaarden van de BOR komen hierna aan bod.

De BOR regelt een zeer ruimhartige vrijstelling bij verkrijging van ondernemingsvermogen door schenking of vererving. Zo geldt er een 100% (voorwaardelijke) vrijstelling tot een ondernemingswaarde van € 1.134.403 (2022). De vrijstelling wordt toegepast per onderneming en niet per verkrijger. Dit betekent dat wanneer de onderneming overgaat op meerdere kinderen, de vrijstelling naar evenredigheid wordt verdeeld. Mocht de waarde van de onderneming hoger zijn dan het hiervoor genoemde bedrag, dan zal over (slechts) 17% van de waarde van de onderneming boven het van belasting vrijgestelde bedrag van € 1.134.403 wel erfbelasting of schenkbelasting verschuldigd zijn. Mocht belasting verschuldigd zijn, dan kan hiervoor gedurende maximaal tien jaar uitstel van betaling worden verkregen van de fiscus. Wel is over dit uitstel rente verschuldigd.

Voorwaarden
De BOR is in beginsel alleen van toepassing als het gaat om een lopende onderneming. Dit is een onderneming waarin daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten plaatsvinden. Dit wordt ook wel in vaktaal een materiële onderneming genoemd. Voor de BOR geldt dat de onderneming (het ondernemingsvermogen) ten minste vijf jaar voorafgaand aan de schenking in het bezit moet zijn geweest van de overdrager (lees: de schenker). Deze vereiste bezitsperiode is in het kader van overlijden van de overdragende ondernemer aanzienlijk korter, namelijk één jaar. Voorgaande wordt de bezitseis genoemd. Stel dat een van de kinderen de onderneming voortzet, dan moet hij of zij – al dan niet via een eigen onderneming – gedurende een periode van tenminste vijf jaar het overgenomen bedrijf in bezit houden. Dit wordt de voortzettingseis genoemd.

Praktijkvoorbeeld
De heer Jansen is al geruime tijd eigenaar van Jansen Consultancy bv. Via zijn holding-bv houdt hij 100% van de aandelen van deze onderneming. De waarde van de onderneming bedraagt € 3 miljoen. De heer Jansen is alleenstaand en heeft een zoon, Jens. De heer Jansen komt plotsklaps te overlijden. Zou de BOR niet van toepassing zijn dan is Jens ongeveer € 600.000 aan erfbelasting verschuldigd. Zou daarentegen de BOR wel van toepassing zijn, dan zou hij ruim € 300.000 aan belasting verschuldigd zijn, waarover ook nog eens tien jaar uitstel van betaling kan worden verkregen. Al met al bedraagt de belastingdruk in dit voorbeeld zonder toepassing van de BOR zo’n 20% en met toepassing van de BOR slechts ongeveer 10%.
Het verschil aan belasting van zo’n € 300.000, wordt door de fiscus alleen ingevorderd wanneer de onderneming door Jens binnen vijf jaar na het overlijden van zijn vader wordt verkocht of op een andere manier wordt beëindigd.

Financiële planning vereist
Of de BOR voor jou als ondernemer en je opvolgers het ideale planningsinstrument is, zal nader moeten worden bekeken. Zo is het niet in alle gevallen wenselijk om een onderneming te schenken op basis van de BOR aan de kinderen. Immers, wellicht heb jij als ondernemer de verkoopopbrengst in harde euro’s keihard nodig om in jouw verdere levensonderhoud te voorzien. Het puur en alleen realiseren van fiscale voordelen mag volgens een financieel planner nooit een doel op zichzelf zijn. Om deze reden is het aan te raden om eerst een financieel plan te laten opstellen alvorens wel of geen gebruik te maken van de BOR. Goed te weten is verder dat de BOR al enige tijd onder een vergrootglas ligt bij het kabinet. Dit zou kunnen betekenen dat deze aantrekkelijke fiscale maatregelen in de (nabije) toekomst kunnen komen te verdwijnen.

Wil je weten wat de BOR in combinatie met een financieel plan voor jou kan betekenen? Neem dan contact op met een CFP-Professional, je bent dan zeker van een deskundig en gecertificeerd financieel planner.

Alhoewel de plannen van het vierde kabinet Rutte nog definitief goedgekeurd moeten worden door de Eerste en Tweede Kamer, geven we jou als ondernemer wel alvast een overzicht van de belangrijkste financiële en fiscale wijzigingen.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering

De meeste zelfstandig ondernemers hebben zich niet verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Om deze inkomensrisico’s te voorkomen komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle zelfstandigen. Goed te weten is dat de premie voor deze verzekering fiscaal aftrekbaar is.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek is een belastingkorting voor alle ondernemers met een eenmanszaak, vennootschap onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv). Voorwaarde is dat je minimaal 1.225 uur per jaar werkzaam bent in je onderneming. Voldoe je aan dit urencriterium en heb je de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan is de zelfstandigenaftrek in 2022 een bedrag van € 6.310. Het maximale tarief voor aftrek is 40%.

Voor het bereiken van een beter evenwicht in de fiscale behandeling van zzp’ers en werknemers wordt vanaf volgend jaar het belastingvoordeel van de zelfstandigenaftrek verder beperkt. De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 2023 in stappen van € 650 teruggebracht tot € 1.200 in 2030 (laatste twee jaar in stappen van € 605). De afbouw van deze aftrek vindt zodoende versneld plaats. Als zelfstandig ondernemer krijg je ter compensatie een verhoging van de arbeidskorting.

Investeringsaftrek EIA en MIA

Goed nieuws als je als ondernemer gebruik wilt gaan maken van de energie- en/of de milieu-investeringsaftrek. Het budget voor de energie-investeringsaftrek wordt per 2023 met € 50 miljoen verhoogd en die van de milieu-investeringsaftrek per 2025 met € 30 miljoen.

Bpm-bestelauto’s

Slecht nieuws als je gebruik maakt van de vrijstelling bpm-bestelauto’s voor ondernemers. Deze vrijstelling wordt per 2024 in drie stappen afgebouwd naar € 0 in 2026.

Lenen van de bv

Ben je directeur-grootaandeelhouder, dan kun je lenen van je eigen bv. Goed om alvast te weten is dat per 2023 voor dit lenen een maximumbedrag gaat gelden. Dit op basis van de zogeheten wet excessief lenen. Dit wetsvoorstel lag al klaar, alleen de hoogte van de leengrens wordt verhoogd van € 500.000 naar € 700.000. Heb je een lening van meer dan € 700.000 bij de eigen bv, dan betaal je over het meerdere 26,9% aan box 2-belasting. Het eerste peilmoment is 31 december 2023.

Uitgezonderd van deze wet zijn eigenwoningleningen bij de eigen bv. Wel geldt dat voor leningen aangegaan voor aankoop, onderhoud of verbetering van de eigen woning aangegaan per 01-01-2023 een hypotheekakte moet worden opgesteld bij de notaris. Het is dan niet meer mogelijk om een onderhandse leningsovereenkomst op te stellen.

Innovatie

Ondernemers met een startup of scaleup die zich bezighouden met transities krijgen ondersteuning. Het gaat dan om bedrijven die actief zijn op het gebied van klimaat en energie, digitalisering, sleuteltechnologieën, zoals kunstmatige intelligentie en quantumcomputing, en de circulaire economie. Sociaal ondernemers kunnen gebruik maken van de nieuwe maatschappelijke bv-vorm.

Publiek-private samenwerking op het terrein van kennis en innovatie blijft een belangrijk onderdeel van het bedrijfslevenbeleid. Het Topsectorenbeleid blijft en er komt een nieuw fonds voor onderzoek en wetenschap om te investeren in kennis en innovatie.

Bedrijfsopvolging

Bedrijfsopvolging binnen een familiebedrijf moet eenvoudiger en eerlijker worden. Daarbij moet misbruik van regelingen worden tegengegaan. Dit zal nog nader door het kabinet worden uitgewerkt. De vererving van een onderneming met een waarde tot € 1.134.403 (2021: € 1.119.845) is momenteel geheel vrijgesteld van erfbelasting. Voor ondernemingen met een hogere waarde geldt nu voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Ofwel over het meerdere is 17% belasting verschuldigd.

Een CFP-professional kan jou als ondernemer helpen om zowel financieel als fiscaal het meeste uit het nieuwe coalitieakkoord te halen.

Het is al jaren een doorn in het oog van de overheid, de mogelijke schijnzelfstandigheid van zzp’ers. Eind 2018 meldde RTL bijvoorbeeld dat als de nieuwe spelregels voor zzp’ers zouden ingaan, er mogelijk 75.000 tot 100.000 als ‘in loondienst’ zouden kwalificeren.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is samen met de staatssecretaris van Financiën de afgelopen jaren doende geweest om te komen tot nieuw beleid voor zzp’ers. Wat waren de plannen en hoe ziet het er nu uit?

Hoe was het en hoe is het nu?

Tot 1 mei 2016 konden opdrachtgevers en opdrachtnemers een zogeheten ‘Verklaring Arbeidsrelatie (VAR)’ opstellen. Hiermee maakten ze duidelijk dat er geen sprake van een dienstverband zou zijn, maar van een (aantal) losse opdracht(en) buiten de sfeer van ‘in dienst nemen’. Deze VAR voldeed niet en maakte plaats voor de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties). Deze wet regelt de fiscale gevolgen van een arbeidsrelatie. Die wet voldoet echter ook niet, vandaar de verdere voorstellen om tot nieuw beleid te komen. De discussie daartoe wordt al enige jaren gevoerd. Handhaving van de huidige regelgeving was uitgesteld tot 1 januari 2020 en vervolgens tot 1 januari 2021. En nog steeds is er geen kogel door de kerk.

Minimumtarief zzp’ers

Er zou een minimum uurtarief voor zzp’ers moeten gaan gelden van 16 euro per uur. Daarmee was de verplichte arbeidsovereenkomst bij een laag tarief van tafel, wat oorspronkelijk de maatregel was die de bewindslieden zich voorstelden om de onderkant van de arbeidsmarkt te beschermen. Dat idee ging ter ziele omdat het niet strookte met Europese wet- en regelgeving. Echter, zo halverwege 2020 werd ook het minimumtarief door de bewindslieden ingeslikt.

Zelfstandigenverklaring

Voor zzp’ers aan de bovenkant van de arbeidsmarkt moet een zelfstandigenverklaring gaan komen. In die verklaring zou het volgende moeten komen te staan:

  • Partijen beogen dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand komt;
  • De arbeidsbeloning kent een minimumuurtarief van 75 euro (prijspeil 2019, sindsdien niet aangepast);
  • De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van maximaal een jaar;
  • Beide partijen moeten de overeenkomst ondertekenen;
  • De opdrachtnemer moet bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zijn.

Webmodule

Hoe beoordeel je als opdrachtgever of opdrachtnemer je eigen situatie? Daarvoor is een webmodule in het leven geroepen, de zogenoemde Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie. Op de site van de belastingdienst is deze webmodule in te vullen. Geeft dit dan zekerheid? Nee, alleen een zekere mate van waarschijnlijkheid. Inmiddels is de webmodule in veel situaties uitgetest en wordt er gewerkt aan het ontwikkelen van een algoritme voor een goede beslisboom.

Wat is de status op dit moment?

De belastingdienst heeft de personeelscapaciteit opgevoerd om vanaf 1 januari 2021 te kunnen handhaven. Voor die tijd werd handhaving steeds opgeschoven. Er zou nu dus gecontroleerd moeten worden.

Op dit moment zitten we met de toepassing van de Wet DBA die per 1 mei 2016 is ingegaan. En natuurlijk de in het leven geroepen check die opdrachtgevers of opdrachtnemers kunnen doen via de webmodule op de site van de belastingdienst. Het is nu afwachten wat een nieuw kabinet straks zal doen.

Wat betekent dit voor zzp’ers?

De huidige onzekere situatie houdt aan en binnenkort wordt er gehandhaafd. Dan is het slim om je eigen financiële situatie in kaart te hebben. Denken in scenario’s is hier geen luxe. En dat is precies waar een gecertificeerd financieel planner goed in is: denken in scenario’s, denken in mogelijkheden.

Ons land kent ongeveer 260.000 directeur-grootaandeelhouders (dga’s). Van oudsher was de accountant veelal de vertrouwenspersoon en adviseur van de dga. De laatste jaren echter zien we dat deze rol meer en meer wordt opgepakt door de financieel planner.

Een financieel planner kijkt namelijk naar het totale plaatje, privé en zakelijk. Ofwel al je juridische, fiscale en economische puzzelstukjes. De financieel planner legt al deze puzzelstukjes op de juiste plaats en geeft je daarmee overzicht en inzicht in je totale financiële situatie. Dit eenvoudigweg omdat vanuit dit fundament begonnen kan worden met het oplossen van je financiële vraagstukken en risico’s en het bereiken van doelstellingen, wensen en dromen. Op deze wijze creëer je financiële rust voor nu en in de toekomst.

Beschik jij al over een goed financieel plan?
Uit diverse onderzoeken blijkt dat diegenen die over een financieel plan beschikken een betere controle hebben over hun financiën, betere financiële beslissingen nemen, doorgaans een positievere vermogensontwikkeling kennen en eerder hun privé- en ondernemingsdoelstellingen realiseren. Een financieel plan helpt je bij het optimaliseren van de totale juridische en fiscale situatie, zowel zakelijk als privé.

Planningsvraagstukken
Het aantal planningsvraagstukken is bijna oneindig, maar de volgende vragen kun je verwachten van een financieel planner. Deze vragen dienen om je te laten nadenken en te laten ervaren hoe belangrijk financiële planning is:

  • Heb je geld genoeg om 100 jaar oud te worden en je levensstijl van nu ook in de toekomst voort te zetten? Zo nee, wat is hiervoor nodig? Hoe dit te realiseren?
  • Past het huidige huwelijksgoederenregime wel bij je persoonlijke en financiële situatie?
  • Past je testament nog bij je huidige persoonlijke en financiële situatie? Betreft het hier zowel juridisch als fiscaal een optimaal testament? Zo nee, welk testament zou dan beter passen?
  • Beschik je al over een levenstestament? Dit laatste is vooral voor ondernemers van belang om de continuïteit van de onderneming te bewaken bij ziektes als Parkinson en Alzheimer.
  • In hoeverre wordt gebruikgemaakt van passende en optimale schenkingsfaciliteiten? Hierbij kan gedacht worden aan reguliere schenkingsmethoden, maar ook aan bijvoorbeeld schenken op basis van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Is er al nagedacht over toekomstige bedrijfsopvolging?
  • Moet er iets gebeuren om de financiële risico’s als invaliditeit en arbeidsongeschiktheid of faillissement af te dekken?
  • Wat gebeurt er met je onderneming mocht je plotsklaps overlijden en wat wil je dat er gebeurt?
  • Hoe vermogen op te bouwen en in welke fiscale box? Welk rendement en hiermee risico is nodig om bijvoorbeeld je levenslange inkomensdoelstelling te realiseren? Is het slimmer om vermogen op te bouwen in de bv of in privé, dan wel op een andere wijze?
  • Hoe is de onderneming en/of het onroerend goed gefinancierd? Is dit fiscaal en bedrijfseconomisch optimaal?
  • Wat is verstandiger: vermogen opbouwen of schulden aflossen?

Antwoorden op dit soort vragen leiden er uiteindelijk toe dat de financiële middelen op je persoonlijke doelen kunnen worden afgestemd en je totale financiën worden geoptimaliseerd. Een financieel planner zal dit doen in overleg met andere professionals, zoals accountants, fiscalisten, vermogensbeheerders en notarissen. En zal je vanuit het hiervoor beschreven perspectief begeleiden en adviseren. De ervaring leert dat de vertrouwensrelatie tussen ondernemer en planner hierdoor op een steeds hoger niveau terechtkomt. De aanpak vanuit het proces van financiële planning helpt daarbij zeker!

Wil je weten wat financiële planning voor jou kan betekenen, neem dan contact op met een gecertificeerd financieel planner.

In het derde steunpakket zijn de NOW, TVL en de Tozo in aangepaste vorm verlengd van 1 oktober tot eind juni 2021. Het voornemen is de verschillende regelingen de komende maanden te versoberen en af te bouwen. De eerder aangekondigde vermogenstoets bij een Tozo-aanvraag, gaat pas in april 2021 in. En zo zijn er nog een aantal punten meer, waar  even bij stilgestaan kan worden.

Vermogenstoets bij Tozo 3.0 uitgesteld
Sinds 1 oktober jl. is het derde steunpakket van start gegaan om de gevolgen van de voortdurende coronacrisis te bestrijden. Een van de maatregelen betreft de verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) met negen maanden tot 1 juli 2021. Voor de maanden oktober 2020 tot en met maart 2021, kunt u een uitkering voor levensonderhoud aanvragen zonder dat er een voorlopige beperkte vermogenstoets wordt uitgevoerd en deze uit te stellen tot 1 april 2021.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) verlengd
U kunt ook negen maanden (tot 1 juli 2021) langer gebruikmaken van de TVL, mits u aan de voorwaarden voldoet. In de komende negen maanden wordt de regeling geleidelijk afgebouwd, zodat u tijd en ruimte krijgt om het aan te passen. Tot en met 31 december 2020 blijven de huidige voorwaarden van toepassing.

Later en langer terugbetalen belastingschuld
Tot 1 oktober 2020 kon u de eerste aanvraag indienen voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen vanwege de coronacrisis. De terugbetalingstermijn is namelijk verlengd van 24 naar 36 maanden. In het voorjaar van 2021 krijgt u een brief van de Belastingdienst met een voorstel voor een betalingsregeling.

Invorderingsrente blijft nog laag maar belastingrente gaat omhoog
Als een belastingaanslag te laat wordt betaald, moet er invorderingsrente worden betaald. Deze rente is in verband met de coronacrisis tijdelijk verlaagd van 4% naar 0,01%. Op Prinsjesdag is besloten dat deze verlaging wordt verlengd tot en met 31 december 2021. Als een belastingaanslag niet op tijd of niet (direct) op het juiste bedrag kan worden vastgesteld, kan aan u (of uw vennootschap) belastingrente in rekening worden gebracht. Deze rente was ook tijdelijk verlaagd naar 0,01% vanwege de coronacrisis. Maar deze verlaging is niet verlengd. Let op: Reeds lopende (oudere) aanslagen worden anders behandeld. Tevens verdienen nieuwe aanslagen die worden opgelegd als voorlopige aanslag of teruggaaf aandacht. Het is raadzaam deze aan het begin van het boekjaar, als u dat wenst, samen met uw accountant door te nemen.

NOW 3.0 net weer even anders
De NOW-regeling is per 1 oktober met negen maanden verlengd. Ten opzichte van NOW 1.0 en NOW 2.0 zijn wel enkele wijzigingen aangebracht in de regeling.

Aanvraagperiode definitieve vaststelling NOW 1.0 gestart
Hebt u gebruikgemaakt van de NOW 1.0-regeling, zodat u de lonen van uw werknemers kon blijven doorbetalen tijdens de eerste maanden van de coronacrisis? Die steun hebt u als voorschot ontvangen. Hoe hoog de steun precies moet zijn, wordt nog vastgesteld op basis van uw feitelijke omzetverlies en loonsom over maart, april en mei 2020. Daarvoor moet u een aanvraag voor een definitieve berekening van de NOW 1.0 indienen bij het UWV. Dat kan sinds 7 oktober.

Erg belangrijk is ook, dat geconstateerd kan worden dat regelingen door elkaar gaan lopen en elkaar lijken te gaan overlappen. Blijf daarom zelf ook goed op de hoogte van de nieuwste  ontwikkelingen en stand van zaken in wet- en regelgeving.

In het Belastingplan 2021 van 15 september 2020 is een aantal wijzigingen voorgesteld dat betrekking heeft op IB-ondernemers en DGA’s. De voorgestelde wijzigingen hebben onder andere betrekking op de zelfstandigenaftrek, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de vrijstelling van de TOGS en de Subsidie vaste lasten, de schijven en het tarief in de vennootschapsbelasting, de invoering van een fiscale coronareserve voor belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting en de verhoging van de overdrachtsbelasting.

Belastingplan 2021
Op 15 september 2020 heeft het kabinet het Belastingplan 2021 bekendgemaakt. Hierna wordt een aantal relevante voorgestelde wijzigingen en maatregelen voor de IB-ondernemer en de DGA weergegeven.

Afbouw zelfstandigenaftrek IB-ondernemer
De IB-ondernemer die voldoet aan het zogenoemde urencriterium komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek (2020: € 7.030). Het maximale tarief voor aftrek is in 2020 46%. In het Belastingplan 2020 is al een afbouw van de zelfstandigenaftrek naar € 5.000 in 2028 geregeld. In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld om deze afbouw van de zelfstandigenaftrek te versnellen.

Berekeningswijze kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is bedoeld om investeringen van relatief geringe omvang te bevorderen. Daarbij is de hoogte van de investeringsaftrek afhankelijk van het jaarlijkse investeringsbedrag. In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld om de berekeningswijze van de KIA te wijzigen voor belastingplichtigen met meerdere ondernemingen en belastingplichtigen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband. Voor een deel betreft dit een verduidelijking van de wettekst en voor een deel een wijziging van het uit de arresten van de Hoge Raad van 24 mei 2019 en 1 mei 2020 voortvloeiende recht.

Aanpassing tarief en schijven in de vennootschapsbelasting
Voorgesteld wordt om de eerste schijf in de vennootschapsbelasting te verlengen van € 200.000 naar € 245.000 in 2021 en naar € 395.000 in 2022. Hiertegenover staat dat de voorgenomen verlaging van het tarief voor de tweede schijf voor 2021 van 25% naar 21,7% niet door gaat. Het tarief blijft voor 2021 derhalve 25%. De daling van het tarief voor de eerste schijf van 16,5% naar 15% gaat wel door. De verhoging van het aanmerkelijk belangtarief van 26,25% (2020) naar 26,9% in 2021 gaat eveneens door.

Voor de DGA is de ontwikkeling van de gecombineerde belastingdruk van vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelangheffing en het nettorendement in de jaren 2019 tot 2021 daardoor:

Het omslagpunt voor een DGA om het in de bv aanwezige belegbare vermogen na een dividenduitkering in privé te beleggen bedraagt bij een vennootschapsbelastingtarief van 15%: 6,67Vrh (Vrh = marginale vermogensrendementsheffing). Bij een vennootschapsbelastingtarief van 25% is dat 4Vrh. Het omslagpunt om box 3-vermogen over te hevelen naar box 2 bedraagt bij een vennootschapsbelastingtarief van 15%: 2,64Vrh. Bij een vennootschapsbelastingtarief van 25% is dat 2,21Vrh.

Fiscale coronareserve
Een van de fiscale maatregelen die in het kader van de coronacrisis is genomen, betreft de fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting. De fiscale coronareserve heeft als doel om de liquiditeitspositie van belastingplichtigen te verbeteren. De fiscale coronareserve is op dit moment nog in een beleidsbesluit geregeld. Belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting mogen het verlies dat in het jaar 2020 wordt geleden verrekenen met de winst die in het jaar 2019 is behaald. Het gevolg van deze verliesverrekening is dat bedrijven een deel van de vennootschapsbelasting die zij over het jaar 2019 al hebben betaald of nog moeten betalen, op een later moment terugkrijgen.

Ondernemers in de inkomstenbelasting
Voor ondernemers in de inkomstenbelasting geldt dat de achterwaartse verliesverrekeningstermijn langer is. Een eventueel verlies kan namelijk worden verrekend met de winst van de drie voorafgaande jaren. Zij hebben dus meer mogelijkheden om in een eerder stadium een verlies uit 2020 te kunnen verrekenen. Voor deze ondernemers komt er dan ook geen aparte regeling.

Aanscherping renteaftrekbeperking
Voorgesteld wordt om de specifieke renteaftrekbeperking, die binnen concernverband grondslaguitholling door renteaftrek beoogt tegen te gaan, aan te passen. Op grond van deze aftrekbeperking worden bij het bepalen van de winst – onder voorwaarden – de renten op schulden aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon van aftrek uitgesloten. De voorgestelde wetswijziging bewerkstelligt dat per kwalificerende schuld de specifieke renteaftrekbeperking per saldo niet langer kan leiden tot een lagere winst. Per schuld dient te worden bepaald of het bedrag aan negatieve rente of valutawinst het bedrag aan positieve rente, valutaverlies of kosten overschrijdt. Voor zover dat het geval is, wordt dit saldo niet langer op grond van deze aftrekbeperking buiten aanmerking gelaten bij het bepalen van de winst.

Aanpassing verliescompensatie in de vennootschapsbelasting
De staatssecretaris heeft al aangekondigd dat er een nota van wijziging op het Belastingplan 2021 komt. Deze nota van wijziging betreft het voorstel tot een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening (dat is nu 6 jaar voorwaarts) in de vennootschapsbelasting. Daarbij zijn de verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) echter slechts tot een bedrag van € 1.000.000 aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Bij een hogere winst zijn de verliezen slechts tot 50% van die hogere belastbare winst in een jaar verrekenbaar. Deze maatregel zal naar verwachting per 1 januari 2022 in werking treden.

Overdrachtsbelasting
In het Belastingplan 2020 is geregeld dat het tarief in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 wordt verhoogd naar 7%. In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld om het tarief in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 verder te verhogen naar 8%. De verkrijging van bedrijfspanden bestemd voor eigen gebruik of van beleggingspanden wordt daarmee vanaf 2021 belast tegen 8%.

Baangerelateerde Investeringkorting (BIK)
Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zal het kabinet per 1 januari 2021 een Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) voorstellen. Met deze tijdelijke (2 jaar) coronacrisismaatregel wil het kabinet ondernemers stimuleren om investeringen te doen. Door de BIK mogen ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. Details van de regeling zijn nog niet bekend, deze worden verder uitgewerkt.

Deze voorstellen kunnen tijdens de behandeling in de Tweede kamer nog veranderen. De stemming in de Tweede Kamer is naar verwachting 12 november 2020. De Eerste Kamer stemt waarschijnlijk op 7 of 8 december 2020.